Zo kies je het juiste objectief voor je camera

Niet elk objectief past op elke camera. Ten eerste zijn er de merken. Canon maakt nu eenmaal andere lenzen dan bijvoorbeeld Nikon. Ook binnen merken is de mount belangrijk: sommige merken maken verschillende mounts, en lenzen voor de ene mount passen niet op de andere. Veel andere merken maken objectieven voor verschillende camera’s en mounts. In de omschrijving van het objectief staat duidelijk voor welk merk en welke mounts de lens geschikt is.

Grofweg zijn er twee soorten lenzen: die met een vast brandpunt en met een variabel brandpunt (zoomlenzen). Het grote voordeel van een zoomlens is dat je kunt inzoomen, en daardoor dichterbij het onderwerp kunt komen. Vaste objectieven kunnen dat niet, maar daar staat tegenover dat ze minder bewegende delen hebben en daardoor kleiner en lichter zijn, en vaak ook van betere kwaliteit zijn.

Telelenzen zijn gemaakt om extra ver in te zoomen. Ze hebben een (variabele) brandpuntsafstand van 135 tot 300 mm. Dat betekent dat je objecten die ver weg staan toch groot in beeld kunt krijgen. Er zijn ook supertelelenzen, waarmee je nog verder kunt inzoomen. Houd er wel rekening mee dat de foto vaak wat platter gaat lijken, en dat minimale bewegingen in de camera al snel tot een vervaagd beeld kunnen leiden.

Een macrolens is gemaakt voor het allerkleinste. Als je met een gewone lens op bijvoorbeeld een insect focust, kan het zijn dat de kleuren en de structuren niet helemaal goed overkomen. Met een macrolens is gaat dat beter. Zo kun je voorwerpen van zeer dichtbij in beeld nemen. Deze zogenoemde macrofotografie is een belangrijke stroming binnen de fotografie.